De notenbalk
Je kunt een melodie opschrijven met muzieknoten. Je gebruikt daarvoor een notenbalk. Een notenbalk heeft 5 lijnen. De muzieknoten kunnen op één lijn staan of tussen twee lijnen in. Voor noten die niet binnen de notenbalk passen gebruik je een hulplijn, dit is een lijn die onder of boven de notenbalk staat. De plaats waar de noot staat geeft aan hoe hoog of laag de noot klinkt. Vooraan een notenbalk staat een G-sleutel, de G-sleutel geeft aan dat de noot G op de 2e lijn van onder staat. Als je dat weet dan kun je achter de namen van de andere noten komen.
Het herhalingsteken
Het herhalingsteken aan het eind van de notenbalk geeft aan dat je na de laatste noot het stuk vanaf het begin moet herhalen. Als er 2 herhalingstekens staan met noten er tussen, dan moet je dit stuk tussen de herhalingstekens herhalen.
De maatsoort
De maatsoort laat zien:
- Hoeveel tellen er in de maat zijn
- Hoeveel tellen de hele noot duurt
De maatsoort staat vooraan het stuk.
Het bovenste getal laat zien hoeveel tellen er in de maat zitten. Het onderste getal laat zien hoeveel tellen de hele noot duurt. Ook staat er wel eens een C in plaats van twee cijfers, dit betekent dat het een 4/4 maat is.
Bijoorbeeld:
Hier staat een 4 en een 4 daaronder. De bovenste laat zien dat er 4 tellen in de maat zitten. De onderste laat zien dat een hele noot 4 tellen duurt.
Op een notenbalk staan maatstrepen. Dit zijn verticale lijnen die het begin en het einde van een maat aangeven.